Ik ben Pietje Piepzak en ik woon in het Seringenpark.

1. Drukte in het insectenhotel
Locatie: Vak M, het insectenhotel rechts van de ingang
- Een insectenhotel is een speciaal huisje -een schuilplaats voor insecten-
en staat meestal op een rustige plek, uit de wind en in de zon, zodat de insecten zich lekker voelen.
Insecten werken heel hard om bloemen en planten te helpen groeien. - Dit insectenhotel staat op een hele grote boom die ooit met een storm is omgewaaid.
Aan het aantal jaaringen kun je zien hoe oud een boom is. Elk jaar komt er 1 jaarring bij. - Stel je voor dat elk gaatje een slaapkamertje is.
Tel ze eens: 1, 2, 3… Hoeveel zijn het er ongeveer?
Wat zie je in het insectenhotel? Hout, riet of steen?
Wat zou jij gebruiken om een insectenhotel van te maken? - Bijen houden van buisjes, net zoals een rietje.
En lieveheersbeestjes willen liever een donker hoekje.
Kun je zo’n plekje aanwijzen?
Hoe schuil jij tegen wind en regen? - Is er genoeg insecten eten?
Wijzen jullie eens iets in het park aan wat insecten lekker vinden.
(Insecten drinken van de nectar van bloemen, het is lekker zoet). - In de vroege ochtendzon of als het avond wordt zie je de meeste insecten.
Op warme dagen zie je niet zo veel insecten want dan bewegen ze snel en zie je ze niet zo makkelijk.
De meeste vogels zingen ook in de vroege ochtend en als de zon ondergaat gaan ze op insectenjacht. - Bij mooi weer vliegen de insecten hoger, bij slecht weer vliegen ze lager.
Zo kun je ook een beetje het weer voorspellen.
‘Vliegt de zwaluw hoog dan blijft het droog, vliegt hij laag dan gaat het regenen vandaag!’ - Pietje Piepzak vraagt of jullie willen zien waar hij woont.
HINT: Ga maar zoeken in de grote boom achter het eerste bankje (naast vak N). Denk je dat hij thuis is?
2. Het bloemenraadsel
Locatie: Vak K
- Kijk eens goed naar alle mooie bloemen. Zie je een gele bloem? En een blauwe bloem?
Wijs de bloemen maar aan en tel hoeveel je er ziet. - Raadsel: “Ik ben een zoemer en ik hou van zoet! Ik vlieg van bloem naar bloem, héél snel!
Wat ben ik, vertel vertel!” (Een bij!)
Zie jij hier ook bijen?
Ze drinken zoete nectar uit bloemen en dat geeft ze weer energie om honing te maken en te vliegen
zodat ze stuifmeel van bloem naar bloem kunnen brengen.
Dat is dan weer heel belangrijk voor het eten van alle dieren en mensen. - Mossige kunstwerkjes.
Wist je dat mos aan de schaduwkant van een boomstronk groeit. - Mossen zijn geheimzinnige groeisels. Ze hebben namelijk geen wortels.
Zomers zijn ze dor en hard maar na een regenbui worden ze weer helemaal groot en groen.
Mos is heel zacht, voel maar. Welke kleur heeft het?
Weet je nog andere plekken vinden waar mos zich verstopt? (in het gras) - Opdracht: Zoek een stok of takje dat op een toverstok lijkt. Wat kun jij ermee toveren?
TIP: Doe alsof je een tovenaar bent en zwaai je takje in de lucht! Syring-ga-la-bim…
3. Beestenboel
Locatie: Op het grote grasveld
- Opdracht: ‘ruik en luister’
Ga eens op je rug in het gras liggen: ‘Sluit je ogen en snuif een keer heel diep. Wat ruik je?
Misschien bloemen, pas gemaaid gras of hout?
Wist je dat wij pas gemaaid gras lekker vinden ruiken omdat het ons aan dingen doet denken
waar je blij van wordt (zomer, zon, zwemmen).
- En luister eens goed, hoor je een zoem of gefladder?
Een bij vliegt zoemend van bloem naar bloem. Een slak kruipt heel langzaam.
Opdracht: Welke insectenbewegingen kun jij nadoen?
Zoem als een bezig bijtje, kruip als een slak - Wist je dat een slak vooral s’avonds heel druk is en dat ze tevoorschijn komen als het regent.
Er zijn naaktslakken (helemaal bloot) en slakken met een huisje waar ze zich in kunnen verstoppen. - Zie je een vogel? Hoeveel verschillende vogels kun je zien? Groot of klein, wat voor kleur?
- Bonusvraag: Wat voor geluid maakt een vogel eigenlijk? Zing of fluit een vogelgeluid na.
-
Pietje Piepzak zegt dat honden hier ook lekker mogen rond rennen en spelen, maar… de baasjes moeten wel hun poep opruimen.
Ieuuuwww, daar wil je toch niet in trappen als je hier lekker aan het spelen bent.
De poep kun je in de rode zakjes stoppen die in het park bij de prullenbak staan.
4. De glinsterende vijver
Locatie: Bij de grote vijver Let bij deze stop extra op als kinderen nog niet (goed) kunnen zwemmen!
- Opdracht: ‘Kijk in het water. Zie je de zon glinsteren?
Zit er misschien een meerkoetje te broeden op zijn zelfgemaakte nest?
Kijk eens naar het water. Is het helder, groen of een beetje modderig?
- Rond de vijver groeien vaak planten zoals riet en bloemen en in het water drijven waterlelies.
Kun jij er eentje aanwijzen? - Het water is net een spiegel. Zie je een diertje dat aan het schaatsen is?
Als er veel waterdiertjes zijn betekent het dat het water gezond en schoon is want ze houden niet van vervuiling. - Opdracht: Kies een beestje dat je hebt gezien, zoals een kikker, libelle of visje.
Wat denk je dat het vandaag allemaal al heeft meemaakt?
(Er zwemmen hier soms héle grote vissen, zelfs een gouden!) - Opdracht: Kun jij net zo hoog als een kikker springen?
Spring 5 keer en zeg ‘Kwaak, kwaak, kwaak’!”
5. Seringenpracht
Locatie: Plantvak met seringen (Alleen in april en mei)
- Opdracht: Kijk eens goed naar de bloemen van een sering.
Seringen zijn kleine bomen met lange stelen en aan het einde een hele grote bloem.
In één seringenbloem zitten weer héél veel kleine bloemetjes. - Pietje Piepzak zegt dat er in dit park wel meer dan 130 soorten seringen groeien.
Daarom noemen ze het ook ‘Het Seringenpark’.
In april, mei en juni krijgen ze prachtige grote bloemen. Daarna worden ze bruin. - Welke kleuren hebben de bloemen van de sering allemaal? (paars, wit en roze).
Wat is jouw favoriete kleur en zit die ertussen? Wijs maar aan. - Ze ruiken heerlijk, snuffel maar.
Vind jij de geur het leukste of de mooie bloem? - Opdracht: Kun jij met je vingers in de lucht een ‘lucht-bloem’ tekenen?
6. Bankjes met magische spreuken
Locatie: Bankje achter de vijver bij het bruggetje
Let bij deze stop extra op als kinderen nog niet (goed) kunnen zwemmen!
- Opdracht: Hoeveel babbel-bankjes staan er eigenlijk in het park, kun jij ze tellen?
Ren er maar naar toe?(Het zijn er 4) - Probeer de teksten op de bankjes maar eens te lezen.
Ze zijn heel mooi en het gaat erover dat we aardig moeten zijn voor elkaar. - Pietje Piepzak heeft nog een leuke vraag:
Hoeveel vuilnisbakken staan er eigenlijk in het park? Ren en tel! (Totaal 6)
7. Herfstregen of bloesem slalom?
Locatie: Vak A. Het rijtje van 5 bomen achterelkaar (bij het bankje)
- In het voorjaar (in de lente) krijgen deze bomen prachtige roze bloemen.
In de zomer heeft de boom groene blaadjes.
En in de herfst verkleuren de blaadjes naar oranje en geel en vallen ze van de boom.
In de winter is de boom kaal. Dit noemen we de 4 seizoenen. - Wist je dat bladeren hun eigen voedsel maken… dat noemen we zuurstof! En dat is weer gezond voor iedereen en de héle wereld!
- Opdracht: Begin bij het bankje.
Doe eerst een vrolijk voorjaarsdansje en slalom dan om de bomen terug naar het bankje.
Pietje Piepzak is heel benieuwd hoeveel rondjes je dit kunt volhouden ;- ) - Herfst opdrachten:
Pak zoveel mogelijk bladeren bij elkaar en gooi ze in de lucht. Maak daar maar eens een mooie foto van! - Voel je hoe de blaadjes kraken als je eroverheen loopt.
- Kun je een piepklein blad vinden? En een hele grote? maak dan een rijtje van klein naar groot.
Of verzamel een paar prachtig gekleurde bladeren en maak er thuis een regenboog kunstwerk van. - Verzamel ‘gekke’ bladeren in het park, kun je een blad vinden dat op een dier lijkt? Een vis misschien?
- In oktober kun je ook paddestoelen vinden in het park.
-
Molshopen: Een molshoop ontstaat omdat een mol de uitgegraven grond met zijn poten omhoog duwt.
Denk je dat er onder iedere molshoop een slaapkamer zit?
Er zijn wel heel veel gangen die naar verschillende kamers toe gaan.
Mollen hebben piepkleine oogjes waar ze alleen maar licht en donker mee kunnen zien.
De weg vindt een molletje met zijn gevoelige neus en snorharen.
En het lievelingseten van de mol zijn wurmen.
8. De geheimzinnige steen
Locatie: Vak B, onderaan de dijk bij de grote zwerfkei
- Laat de kinderen speuren naar een grote steen, geef hints als ze dichterbij komen.
- Opdracht: ‘Raak de steen eens aan. Hoe voelt hij; warm of koud, glad of ruw?’
Als je je ogen dicht doet kun je het nóg beter voelen. - Pietje Piepzak zegt dat deze steen magische krachten heeft! Wat denk je dat de steen allemaal kan?
Kan de steen misschien vliegen, licht geven of wensen uit laten komen?’
Kunnen jullie een magische kracht bedenken en deze voordoen (springen, dansen, onzichtbaar worden) - Waar komt de steen vandaan denk je en hoe is hij hier gekomen?
Kun je een teken vinden op de steen?
Lijkt het ergens op, een sleutelgat of staat er een geheime boodschap?Opdracht: ‘Leg je hand maar op het teken dat je gevonden hebt, sluit je ogen en doe een wens.’
-
Pietje Piepzak denkt dat de steen een beetje ‘leeg’ is en dat hij weer ‘opgeladen’ moet worden.
Dat kun je doen door hem met ‘verse’ blaadjes, takjes, gras en andere dingen uit het park te versieren.
Kom je de volgende keer weer langs om te kijken of alle versiersels er nog liggen?
9. De grote boom knuffel
Locatie: (tussen vak C en vak D) onder de grote amberboom
- Opdracht: ‘Voel hoe zacht de schors van de boom is! Kun je de boom knuffelen?
- Hoeveel handjes dik is de boom?
(Begin ergens en leg steeds een hand naast je hand en tel hoe vaak je dat doet om weer bij het begin uit te komen). - Alle bomen hebben andere blaadjes en ook soms naaldjes.
De blaadjes van deze boom lijken wel op een hand.
Kijk maar omhoog, ze hebben net als jij ook ‘5 vingers’ .
En er hangen prikkelige ballen in de boom. In deze ballen bewaart hij zijn zaden. - In de winter zijn er geen blaadjes en kun je de gekke vormen van de takken mooi zien.
Zullen we daar thuis een tekening van maken? - Pietje Piepzak zegt dat we nu op zoek moeten naar een boom met een gat!
Blijf maar op het gras, hij is hier vlakbij (naast vak E)
10. Boomholletjes
Locatie: (tussen vak C en vak E) Berkenboom langs de weg.
- Opdracht: ‘Kun jij hier in de buurt een boom met een gat vinden?’
Zou er iets in wonen? Een vogel, eekhoorn of misschien een ander dier? - Sta stil bij de boom. Ssst stil eens…
Hoor je misschien gefladder of gepiep in het holletje? Dat kan een dier zijn dat thuis is! - Eigenlijk is dit een spechtengat, alleen woont de specht er niet meer.
Andere dieren kunnen dan in het holletje gaan wonen.
Kun jij een dier bedenken dat een holletje nodig heeft? - Nu wonen er soms halsbandparkieten.
Deze zijn felgroen en maken een schel geluid.
Zie je een groene vogel of een groepje groene vogels in de buurt?
Kijk maar goed, hoog in de bomen.
X. DE SCHATKIST
Locatie: Vak i, in de bosjes tussen de grote coniferen.
- Opdracht: Help de kinderen om de juiste plaats te vinden.
Warm, warm… koud! - Opdracht: Kijk goed rond, zie je een kistje verstopt?
Open het samen! Wat zou er in zitten, een kleine schat?
(Leg bijvoorbeeld van te voren al; muntjes, stickers, bellenblaas, iets lekkers en het Seringenpark Ranger diploma in de schatkist.) - Maak met z’n allen een ‘dansje van blijdschap’ als de schat is gevonden!
-
Bedankt Allemaal!
‘Hoera, jullie hebben Pietje Piepzak heel goed geholpen en zijn allemaal winnaars en super speurneuzen!’
Pietje Piepzak benoemd jullie daarom tot… Seringenpark Rangers!Komen jullie nog eens terug naar het Seringenpark?
Jaaaaaaa! (zo hard als je kan)
Oh en vergeet de schatkist niet dicht te doen voor de volgende speurneus!